Al bij de première in 1824 was het publiek extatisch, en doorheen de eeuwen groeide de Negende van Beethoven uit tot een iconisch werk. In Japan hebben ze er zelfs een speciaal woord voor: ‘Daiku’, oftwel ‘de grootste Negen’. Maar naast het overtreffen van zijn eigen technische kunnen, wilde Beethoven met zijn Negende ook een humanistische boodschap uitdragen. Eén van broederschap en geloof in de toekomst van de mensheid.
“Het laatste nieuws in Wenen is dat Beethoven een concert zal geven waarin hij zijn nieuwe symfonie zal presenteren, drie delen van de nieuwe Mis en een nieuwe ouverture”, zo schreef Franz Schubert in maart 1824 aan een vriend. Het was groots nieuws, want Beethoven had al meer dan tien jaar geen symfonie meer geschreven. Zijn toenemende doofheid speelde hem niet alleen als componist parten; hij had zich ook al jaren afgezonderd uit het sociale leven. Toen hij zijn Negende Symfonie voltooide, was hij dan ook zo goed als volledig doof. Het verhaal gaat zelfs dat Beethoven de première op 7 mei 1824 in het Weense Kärntnertortheater koste wat het kost zelf wou dirigeren, maar op het podium leidden nog twee andere dirigenten het geheel in goede banen. Na de slotnoot van zijn symfonie moest één van de solisten hem omdraaien om het laaiend enthousiaste publiek – dat in grote getale was komen opdagen – te aanschouwen. Later schreef zijn vriend Anton Schindler hem: “Het volledige publiek was onder de indruk, verpletterd door de grootsheid van je werk.”