Mozarts vroegtijdige overlijden en het feit dat uitgerekend een Requiem zijn laatste compositie was, zette een eindeloze sequentie aan wilde speculaties in gang over zijn doodsoorzaak, die uiteindelijk niet meer bleken dan muziekhistorische uitschuivers. Deze stortvloed aan petite histoire verstevigde de centrale plaats van Mozarts Requiem binnen het vocale repertoire, en ook muzikaal blijft het werk vandaag aanspreken.
ONVOLTOOIDE PARTITUUR
Mozart liet een onvoltooide partituur achter van zijn Requiem, waarbij enkel het eerste deel Requiem aeternam volledig uitgeschreven was. Van de overige delen lagen enkel de vocale partijen en het onderliggend akkoordpatroon (basso continuo) voltooid op de schrijftafel, met uitzondering van het Lacrimosa, waarvan ook de orkestratie van de eerste acht maten al helemaal uitgeschreven was.
Gelukkig was de achttiende-eeuwse compositiepraktijk van die aard dat een geoefend componist vanuit de vocale partijen en de basso continuo de andere orkestpartijen relatief vlot kon afleiden. Op aandringen van Mozarts weduwe Constanze nam Franz Xaver Süßmayr, Mozarts kopiist en een van zijn meest getalenteerde leerlingen, het onvoltooide werk kort na Mozarts dood ter hand en vervolledigde hij het werk vermoedelijk rond maart 1792. De eerste uitvoering van het volledige werk vond plaats in Wenen op 2 januari 1793, als benefietconcert voor Mozarts weduwe en haar kinderen.
MOZART OF SUSSMAYR
Omdat de meeste van Mozarts compositieschetsen verloren gingen, valt het moeilijk aan te tonen hoe groot Süßmayrs verdienste precies is. Het is echter niet uitgesloten dat hij de laatste drie delen volledig zelf componeerde naar de stijl van zijn leermeester.
Hoe dan ook trekt Mozarts Requiem hetzelfde omvangrijke stilistische spectrum open van zijn andere rijpe werken. De vele lyrische frasen en het uitgesproken cantabile-karakter van onder meer het Lacrimosa en het Tuba mirum niet te na gesproken, valt Mozarts Requiem bovendien op door het gebruik van een aantal technische aspecten uit de barokke traditie.
De dubbelfuga uit het Kyrie is van een contrapuntische virtuositeit die we voordien enkel bij Bach hoorden, en de vocale grandeur van het Dies Irae en het Rex tremendae majestatis verraadt Händels invloed. Het Recordare voor solistenkwartet is dan weer Mozart pur sang. Met hetzelfde gevoel voor muzikale dramatiek waaraan zijn latere opera’s hun reputatie danken, plaatst Mozart een punt van evenwicht, rust en charme centraal in het werk.