THE NEXT GENERATION
We beginnen bij het begin: The Great American Songbook (‘the original'). Dat is niet alleen figuurlijk, maar ook letterlijk een begrip: het is een verzamelterm voor de songs die tussen 1920 en 1950 voor het Amerikaanse muziektheater en de filmindustrie geschreven werden, en over de jaren heen evolueerden tot de ‘standards’ die we nu kennen.
Temidden de jaren 50 veranderde de mode van de populaire muziek en werd er plaats gemaakt voor rock-'n'-roll en soul. Onder impuls van die opkomende genres transformeerde The Great American Songbook naar een volgende generatie die de soundtrack van de jaren ‘50 en ‘60 wordt. Componisten zoals Burt Bacharach vormen de spil van deze 'Next Generation', waarbij de klassieke songstructuren van onder meer Cole Porter en Gershwin (‘first generation’) gecombineerd worden met nieuwe invloeden.
FABULOUS ‘50s and GOLDEN ‘60s
Amerika, de jaren ‘50 en ‘60: een periode gekenmerkt door het naoorlogse optimisme en vooruitgangsdenken. Een van de ‘hebbedingetjes’ van die periode waren vinylplaten. In de jaren ‘20 tot ‘40 waren er al voorlopers van de LP-plaat, maar die waren vooral voor de elite. Na de Tweede Wereldoorlog veranderde dat drastisch: dan werd alles gericht op opnamen en het verkopen van zoveel mogelijk platen. Muziek werd een fysiek product dat je voor het eerst écht kon 'hebben'. Het werd betaalbaar voor het grote publiek; een tiener met wat zakgeld kon een single van Bill Haley kopen.
In dat opzicht hebben - raar maar waar - tieners een grote invloed gehad op de muziekindustrie. Het was een tienercultuur vol optimisme, en dat hoor je terug in de muziek. Liedjes als Feeling Good, Fever, Sunny en Ain’t No Mountain High Enough ademen het optimisme van de heropbouw na de Tweede Wereldoorlog. Ook het vrouw-zijn kreeg een positieve lading, met Aretha Franklin als boegbeeld en nummers als You Make Me Feel Like a Natural Woman.