“Only in sleep I see their faces” – zo opent het gelijknamige nummer van de Letse componist Ēriks Ešenvalds (°1977). Het gedicht van Sara Teasdale roept herinneringen op aan een voorbije jeugd, door Ešenvalds getoonzet in een dromerige sfeer. Voor Brusselaar Karl Meesters heeft die tekst ook een andere betekenis: alleen al slapend kan hij nog iets zien. Karl was zestien toen hij te horen kreeg dat hij blind zou worden, als gevolg van een genetische aandoening. Er volgden jaren van verwarring, aanpassing en de aftakeling van een van onze meest elementaire zintuigen. Maar Karl bleef niet bij de pakken zitten: samen met vrienden richtte hij de vzw Rien à voir op, waarmee hij zich inzet voor bewustmaking rond slechtziendheid.
Muziek speelt in de projecten die hij organiseert een cruciale rol. Voor Karl is het niet alleen een troost, maar ook een manier om intenser te leven en verbinding te vinden met anderen. De vzw organiseert daarom concerten op ongewone plaatsen, waarin de passie voor muziek en de geluidskwaliteit centraal staan. Tijdens dit bijzondere concert vertelt Karl over zijn parcours, over het vallen en weer opstaan. Het Vlaams Radiokoor vult zijn woorden aan met noten, soms chaotisch en bevreemdend, dan weer helder en hoopgevend. Een tocht van het licht naar de duisternis, en weer terug.
In de schaduw van het licht
De opener van het programma is er één in volle gloed: Þú ert sólin (You are the Sun) van de IJslandse componist, muzikant en producer Ólafur Arnalds (1986). Het nummer verscheen in 2010 op And they have escaped the weight of darkness, een album opgebouwd rond de cyclische beweging van het licht. Muzikale hokjes kent de jonge IJslander niet: van hardcoredrummer in punk- en metalbands schopte hij het tot ‘postklassieke’ componist met parallelle carrières in de techno-, rock- en filmmuziek. Echt bekend werd hij pas in 2008, toen hij op tournee trok als support act voor Sigur Rós. Sindsdien verkopen zijn concerten in een mum van tijd uit, prijkt hij op affiches van festivals als Rock Werchter en wordt hij in één adem genoemd met neo-klassieke componisten als Jóhann Jóhannsson, Max Richter en Nils Frahm.
Dat hij zowel in de smaak valt bij rockliefhebbers als meer klassiek georiënteerde luisteraars, heeft Arnalds te danken aan zijn directe stijl. Zijn muziek raakt meteen een gevoelige snaar, zonder verschuild te zitten achter een hele resem regels. Arnalds wil daarmee bewijzen dat klassieke muziek vandaag wel eigentijds kan zijn zonder ingewikkeld te moeten klinken. Hij laat zich dan ook niet beperken tot de regels van de klassieke muziekschriftuur. Veel van zijn muziek komt tot stand op zijn laptop, en vocale en instrumentale partijen vermengt hij met elektronische beats en klanken. Zijn verstilde composities zijn vaak doordrongen van een soort weemoed, maar dan in de positieve zin, een ingetogen vorm van optimisme. Ze klinken als organisch uitgesponnen nevels, waarvan het repetitieve karakter doet denken aan het minimalisme.
Eén van de favoriete componisten van Arnalds is Frédéric Chopin, die hij dankzij zijn grootmoeder ontdekte. Met zijn Chopin Project bracht Arnalds in 2015 samen met de gerenommeerde Japans-Duitse pianiste Alice Sara Ott een hulde aan de romantische componist. Op het album staan zowel nieuwe stukken als herwerkingen van diens pianowerken. Geen afgelikte interpretatie, wel een originele ode, zoals het nummer Reminiscence, gebaseerd op Chopins Nocturne Nr. 20.
Wanneer het daglicht vervaagt
Troostende en zalvende harmonieën weerklinken in Daylight Declines, een gebed om bescherming tegen de kwade geesten nu de nacht nadert. Het werk is van de hand van de Poolse componist (°1968) Paweł Łukaszewski, die met zijn ‘vernieuwde tonaliteit’ de brug slaat tussen de oude liturgische koortraditie en de vernieuwende stijl van componisten als Arvo Pärt (°1935). Diens Ein Wallfahrtslied is dan weer beangstigend van toon. Het werk is een ode aan een overleden vriend, waarin hij de tijdelijke wereld laat versmelten met het eeuwige: de combinatie van een dissonante begeleiding in de strijkers en de eentonige, statische mannenstemmen creëert zo een bevreemdend effect.
Al even donker en complex is het motet Tenebrae factae sunt, het derde uit de reeks Quatre Motets Pour un Temps de Pénitence van Francis Poulenc (1899-1963). De Franse componist werd bij het grote publiek vooral bekend met zijn luchtige en humoristische werken. Toch is het de andere kant van zijn persoonlijkheid, zijn diepe geloof en spiritualiteit, die hem inspireerde tot enkele van zijn grootste meesterwerken. De gelovige kant van Poulenc nam pas de bovenhand na 1936, een kantelmoment in zijn leven. Nagenoeg al zijn koorwerken en religieus geïnspireerde oeuvre dateren uit die periode. Maar zelfs in dat deel van zijn repertoire vormen humor en charme een constante ondertoon. De Quatre Motets Pour un Temps de Pénitence componeerde Poulenc in 1938-39, op liturgische teksten uit de Heilige Week. Het derde motet uit de reeks schreef hij als eerste neer, en droeg hij op aan zijn mentor Nadia Boulanger.
Gustav Mahler (1860-1911) voegde het Adagietto toe aan zijn Vijfde Symfonie als liefdeslied voor Alma Schindler, met wie hij toen net getrouwd was. De Duitse componist, musicoloog en koordirigent Clytus Gottwald (°1925), bekend om zijn transcripties van 19de- en 20ste-eeuwse symfonische werken voor a capella koor, voegde er de tekst Im Abendrot van Joseph Eichendorff toe, en verenigde zo liefde en dood tot een nieuw begin: “Rondom ons buigen de dalen zich; het donkert al in de lucht. Nog stijgen er twee leeuweriken, na-dromend in de schemering. (…) Die weidse zwijgende vreedzaamheid, gedompeld in het avondrood. Hoe zeer zijn we ’t wandelen nu moe, is het ten dode toe?”
Een nieuwe wereld
Hoe uitzichtloos een situatie kan lijken, vaak leidt een existentiële crisis in iemands leven tot nieuwe inzichten. De zinssnede ‘de donkere nacht van de ziel’ werd al in het 16de-eeuwse gedicht van de Spaanse mysticus Johannes Van het Kruis gebruikt als metafoor voor een beslissend moment in het bestaan. Het gedicht verhaalt de reis die de ziel aflegt van haar lichamelijke ‘thuis’ tot haar vereenzelviging met God, en de ontberingen en beproevingen die ze bij deze bevrijding doorstaat. Aangetrokken door de sprekende spiritualiteit in het gedicht, gebruikte de Noorse componist Ola Gjeilo (°1978) enkele verzen als basis voor zijn cyclus Dark and Luminous Night of the Soul. Hij vulde ze aan met een werk van de hedendaagse dichter Charles Anthony Silvestri, een lofzang aan de ‘bezieler’ van de kunst.
Diezelfde Silvestri zorgde voor de tekst van Eric Whitacres Sleep. Onder koorliefhebbers is Whitacre (°1970) allesbehalve een onbekende. Journaliste Annemarie Peeters omschreef hem in een interview als “koorfenomeen met de looks van een ‘surfer dude’ en meer dan vijf miljoen hits op YouTube”. Met zijn hedendaagse maar toegankelijke stijl en innoverende projecten ontketende Whitacre een ware revolutie in de koorwereld, en dankzij zijn handige gebruik van sociale media wist hij over lands- en leeftijdsgrenzen heen een breed publiek te bereiken. Eén van zijn grootste projecten is het online Virtual Choir, waarbij koorzangers van over de hele wereld verenigd worden rond zijn eigen composities. Zo gebruikte Whitacre Sleep
voor zijn tweede Virtual Choir-project in 2010, waarin meer dan 2000 stemmen over heel de wereld tot één unieke video gesampled werden.
Zijn inspiratie haalt Whitacre uit zijn verleden als popmuzikant, maar evenzeer uit poëzie, filmmuziek of klassieke werken. Hij volgt daarbij vooral zijn intuïtie. Zo ook de Zweedse componist Sven-David Sandström (1942-2019). Eén van zijn belangrijke inspiratiebronnen vormde de verzen van William Blake (1757-1827). Zoals deze uit het gedicht Auguries of Innocence: “To see a World in a Grain of Sand, and a Heaven in a Wild Flower, hold Infinity in the palm of your hand, and Eternity in an hour.” In die vier regels schuilen talrijke betekenissen. Dat verbeelding zich niet laat beperken bijvoorbeeld. Of dat je soms verder moet kijken dan wat je ziet.
Toelichting door Aurélie Walschaert