“De Poolse en Slovaakse volkeren beschouwen de Maagd Maria als hun weldoener, en in hun denken zijn de ideeën ‘moeder’ en ’moederland’ erg nauw met elkaar verbonden. Het tafereel van een moeder die haar eigen kind begraaft, is voor onze verbeelding een van de meest schokkende beelden, omdat het raakt aan het fundament en het bestaan van het leven.”
– Vladimír Godár
Schrijnend verdriet
Het 13e-eeuwse Stabat Mater Dolorosa is een van de meest geciteerde gedichten uit de muziekgeschiedenis. Wie de auteur precies is, blijft een mysterie, maar vast staat dat de tekst neergeschreven is in franciscaanse kringen. Daarvan getuigen onder andere de parallellen met de mystieke leer van Franciscus van Assisi. De eerste verzen beschrijven het lijden van Maria vanuit het standpunt van de gelovige als getuige, en vanaf de vijfde vers richt die gelovige zich al biddend tot Maria, in de hoop dat zijn ziel na zijn dood verenigd zal worden met die van Christus.
In 1711 kreeg Antonio Vivaldi (1678-1741) de vraag van het Congregazione dell’Oratorio di San Filippo Neri uit Brescia om een versie van het Stabat Mater te componeren voor het feest van de Zeven Smarten van Maria tijdens het daaropvolgende jaar. Hij was daarbij gebonden aan het beperkte ensemble dat er voorhanden was, en aan het pauselijk decreet dat voorschreef dat enkel de eerste tien strofen van het gedicht gebruikt mochten worden tijdens de gebedsdienst. Maar ondanks – of misschien net dankzij – deze begrenzingen is Vivaldi’s Stabat Mater, RV 621 een beklijvende muzikale vertaling van het gedicht. Net door de eenvoudige begeleiding kon Vivaldi zich volledig over de tekstexpressie buigen. Ook de gezongen melodieën hield hij bewust sober, zodat de spaarzame versieringen de emotionele inhoud van de tekst nog meer onderstrepen. Pas in het finale Amen haalt Vivaldi de virtuoze esthetiek die zo kenmerkend is voor zijn concerti naar boven.
Het oeuvre van Vivaldi’s tijdgenoot Jan Dismas Zelenka (1679-1745) bleef lange tijd onderbelicht. Onterecht, want deze ‘Boheemse Bach’, genoot bewondering van barokke grootheden als Telemann en J.S. Bach himself. De diepgelovige Zelenka werd geroemd om zijn heel persoonlijke stijl, een die het midden houdt tussen Italiaanse flair en complex contrapunt. Daarvan getuigt het Miserere in C Minor, Psalm 50, ZWV 57, een van zijn laatste en meest uitgevoerde werken. Ook dit werk blinkt uit in expressieve tekstuitdrukking. De aanzet hiervoor werd gelegd aan het einde van de 16e eeuw, onder andere door de Vlaamse Polyfonisten die in Italië werkzaam waren. Een van hen was de bekende madrigalist Giaches de Wert (1535-1596). Hij bracht het grootste deel van zijn leven door aan de Italiaanse hoven in Mantua en Ferrara, waar hij onder andere leermeester was van niemand minder dan Claudio Monteverdi. Daar stond hij mee aan de wieg van een nieuwe ontwikkeling waarbij de strenge harmonische regels van de polyfonie plaats maakten voor een vrijere, sobere muziekstijl die de emoties rechtstreeks aansprak en het geschreven woord volgde.
Die kleurrijke harmonieën sijpelden ook door in zijn religieuze oeuvre, waaronder het motet Vox in Rama. In dit werk gebruikt De Wert ingenieuze technieken om uitdrukking te geven aan het extreme verdriet van Rachel, oermoeder van het Israëlische volk, die treurt om het vertrek van de zonen van Bethlehem. Zo bootst een herhaald motief van twee noten het gehuil (‘ululatus’) na, en benadrukken chromatische noten en dissonante akkoorden het lijden van Rachel.