Meer dan een Noors sprookje
Henrik Ibsen schreef Peer Gynt in 1867 naar een verhaal uit Gudbrandsdal. In het originele sprookje is Peer een jager die drie boerenmeisjes uit de handen van trollen redt. Ibsen begint zijn drama als een Noors sprookje, maar voert zijn Peer Gynt tot ver buiten Europa. Gaandeweg wordt duidelijk dat Ibsen meer beoogt dan een Noorse vertelling of een satire op de spreekwoordelijke Noorse zelfgenoegzaamheid. Peer Gynt is een drama over de menselijke existentie, een gemoderniseerde Everyman op zoek naar verlossing.
Peer Gynt kwam in 1876 op de planken in het theater van Christiania, zoals Oslo toen heette. Voor de productie had hij Grieg in 1874 om muziek gevraagd. Grieg gaf toe dat het ontembare onderwerp hem hoofdbrekens kostte. Hij kreeg ook strenge restricties voor de duur van de stukken. De muziek moest meteen de juiste toon zetten.
Losbol en leugenaar
Peer Gynt is de zoon van Jon Gynt. Omdat zijn vader al zijn geld heeft verkwanseld, vestigt Peers moeder Aase alle hoop op hem. Tevergeefs, want Peer is een losbol en een leugenaar. Aase verwijt hem dat hij zijn kansen heeft verspeeld bij de rijke Ingrid. Op haar bruiloft wordt hij uitgelachen omdat hij Ingrid aan zijn rivaal Mads Moen moest laten. Peer ontmoet Solveig, de dochter van een ingeweken familie. Dronken vat Peer het plan op Ingrid te ontvoeren. Hij verstoot haar meteen omdat zijn hart al bij Solveig is. De donkere elegie Ingrids klacht tekent haar verdriet. Omwille van zijn schanddaad wordt Peer verbannen uit het dorp. In de bergen ontmoet hij drie meisjes die wachten op trollen. Peer vermaakt zich met hen. Een vrouw in het groen neemt hem mee naar de trollenkoning. In de hal van de bergkoning tekent het ruwe volk dat hij daar ontmoet: gnomen, trollen en onderaardse geesten.
Peer krijgt het aanbod om te veranderen in een trol en de dochter van de koning te trouwen. Voor Ibsen is de trol een symbool voor het ongebreidelde egoïsme. Waar mensen zouden zeggen ‘wees jezelf’, zeggen trollen ‘wees er alleen voor jezelf’. Peer ontsnapt op tijd, maar hij blijkt wel een kind te hebben verwekt in zijn geest.
Peer ontmoet de Boyg, letterlijk ‘de Kromme‘ en laat zich door hem overhalen om steevast het makkelijkste pad te nemen. Wanneer Solveig hem vervoegt in de bergen, vastbesloten om bij hem te blijven, kiest Peer toch voor de weg van de minste weerstand. Zijn afzichtelijke trollenzoon achtervolgt hem. Peer kan de situatie niet aan en volgt de raad van de Kromme. Hij zoekt nog eenmaal zijn stervende moeder op. Hij voert haar – op de tonen van Griegs De dood van Aase – in zijn fantasie nog eenmaal naar een schitterend feest in het slot van Soria Moria, waar Sint-Pieter haar ontvangt.
Verder weg dan thuis
Peer leeft in Afrika, waar hij handel drijft, onder meer in slaven. De muziek van Morgenstemming beschrijft een zonsopgang boven de woestijn. Een dief en een heler hebben het paard en de gewaden van de keizer gestolen. Ze vluchten zodra ze de ruiters van de keizer zien naderen. Peer geeft zich uit voor een profeet. Anitra en Arabische meisjes zingen en dansen voor hem. Anitra verleidt hem op de sensuele tonen van Anitra’s dans, om tenslotte zijn geld te stelen en te verdwijnen.
De voorstelling keert op de tonen van De thuiskomt van Peer Gynt terug naar Noorwegen voor een enkel beeld: in Solveigs lied bezingt Solveig – intussen op middelbare leeftijd – onder het spinnen hoe ze wacht op de terugkeer van Peer, doorheen de seizoenen. Ze is vastbesloten hem terug te ontmoeten, in deze wereld of in de hemel.
Peer is in Egypte bij het beeld van Memnon. Bij de piramiden spreekt hij de sfinx toe, die hij houdt voor de Kromme. Een krankzinnige neemt hem mee naar een gekkenhuis. De waanzin die hij daar ziet, is niets anders dan een radicale consequentie van de moraal van de trollen: te leven voor zichzelf. De krankzinnigen huldigen Peer als de keizer van het zelf.
Peer keert tijdens de melodie De thuiskomst van Peer Gynt terug naar Noorwegen als een verbitterde, oude man. Een schipbreuk (met een gelijknamig fragment in Griegs partituur), waarin hij een ander liet verdrinken om zichzelf te redden, werpt hem op het strand. In een veiling verkoopt hij alles wat met zijn vroegere leven te maken had.
Vergiffenis
Het is de avond voor Pinksteren. In de hut hoort hij Solveig zingen. Hij durft niet binnen te gaan. De Kromme in hem zegt hem nog steeds om het probleem te omzeilen. Op de tonen van Griegs Nachtscene wordt Peer geconfronteerd met alles wat hij in zijn leven niet heeft gedaan. Op een subtiele herneming van Griegs De dood van Aase verwijt de stem van zijn moeder hem dat hij haar zelfs op haar laatste tocht nog had bedrogen.
Op de heide komt hij een zonderling tegen, die hij houdt voor een grafdelver. De man openbaart zich als de knopengieter. God gaf hem de taak om de zielen van mensen die niemand zijn geweest te verzamelen en te smelten voor later hergebruik. Peer wil bewijzen dat hij wel iemand is geweest. Hij zoekt hulp bij de trollenkoning en de duivel. De trollenkoning verklaart dat hij geen mens was maar een trol. Zelfs de duivel (de Smalle) zegt dat hij niet naar de hel kan omdat hij geen echte zonden heeft gepleegd. Peer beseft nu dat hij niemand is geweest. Vanuit zijn hut hoort hij opnieuw Solveig zingen. De knopengieter blijft hem vragen naar de lijst van zijn zonden. Wanhopig gaat Peer de hut binnen en vraagt vergiffenis aan Solveig, oud en bijna blind geworden. Zij antwoordt dat er niets te vergeven valt. Hij vraag haar: waar was ik dan de persoon die ik moest zijn?
Zij antwoordt: in mijn geloof, mijn hoop en mijn liefde. Peer bergt zijn hoofd in haar schoot. Solveig zingt een wiegelied voor Peer. De knopengieter wacht om de hoek: ‘We zien elkaar weer op het kruispunt. Dan zullen we zien … ik zeg niets meer.’
Toelichting door Francis Maes