De planeten zijn een goede plek om te beginnen met ons verhaal. De bewegingen van de zes planeten in ons zonnestelsel die voor het blote oog zichtbaar zijn, hebben een fundamentele impact gehad op de manier waarop de mens begon na te denken over de kosmos. De planeten waren de vonk die de menselijke geest losweekte uit een religieus-mythologisch wereldbeeld en zo geleidelijk de weg bereidde voor een wetenschappelijk begrip van een wereld, gebaseerd op rationele wetten die we kunnen ontdekken. Dit is zonder twijfel een uitermate belangrijk en verrijkend hoofdstuk geweest in de geschiedenis van de mensheid, en een hoofdstuk waaraan we nog altijd verder schrijven. Ik beschouw het als een geschenk voor de mensheid, maar ook als een verworvenheid waar we omzichtig moeten mee om springen. Het is trouwens mooi dat muziek en wetenschap deze ontdekkingstocht voor een groot deel samen hebben afgelegd, vanuit een gedeeld gevoel van verwondering. Alhoewel ze elk gebruik maken van hun eigen taal hebben ze in interactie mekaar verrijkt in hun begrijpen en verbeelden van de wereld. Denk maar aan de muziek der sferen van Pythagoras, en de Musica Universalis.
Nu, de eerste revolutie in onze reflectie over de kosmos vond plaats in Milete (in het westen van Turkije) in de 6de eeuw voor onze tijdrekening. In Milete concipieerde Anaximander als eerste onze aarde als een planeet, als een gigantische rots die vrij in een lege ruimte zweefde. Anaximander nam hiermee afstand van de visie op de wereld als een soort gesloten doos, met de Hemel daarboven en de aarde onderaan. Anaximander zag een open ruimte. Hij gaf diepte aan de kosmos.
Natuurlijk bleef de mens nog lang stevig verankerd in het centrum van die kosmos. Het is pas in de 16de eeuw dat Copernicus, niet zonder enige aarzeling en twijfel, zijn heliocentrisch model van het zonnestelsel publiceerde. Zoals u kan zien, postuleert het model zes concentrische cirkels rond de Zon, één voor elke planeet die toen gekend was, omgeven door een onveranderlijke sfeer voor de sterren.
Maar die cirkelbanen hadden tot gevolg dat het Copernicaanse model niet echt goed functioneerde. Het Copernicaanse model is in de eerste plaats een verandering van wereldbeeld dan een behoorlijk model van de planetenbanen. Kort daarna echter had Galilei het briljante idee om vanop de Campanile van de San Giorgio Maggiore in Venetië, met een telescoop wat nauwkeuriger het hemelgewelf te observeren. Hij tekende onder meer de kraters en de bergen die hij waarnam op de oppervlakte van de maan en ontkrachtte op die manier de aloude idee dat de hemel gedirigeerd werd door perfecte cirkels of bollen.
Dit effende het pad voor Kepler die zag dat de banen van de planeten eerder elliptisch dan circulair zijn, waarvoor Newton in 1687 een wiskundige, theoretische onderbouwing gaf met zijn wetten van de mechanica. Newtons wiskundige wetten verenigen in zekere zin Hemel en Aarde. Maar zelfs Kepler en Newton verankerden hun wetenschappelijke inzichten in de bewegingen van de planeten uiteindelijk in een fundamenteel mythisch wereldbeeld van de kosmos. Eigenlijk reconstrueerden ze letterlijk, en dat ziet u in Keplers Mysterium Cosmographicum, de Platonische droom van de harmonie van de sferen, met inbegrip van die vaste buitensfeer. Men zegt weleens dat Newton de laatste magiër in plaats van de eerste wetenschapper was!