Ongeveer een eeuw geleden componeerde Claude Debussy (1862-1918) de suite voor twee piano’s En blanc et Noir. Hij benadrukte dat het werk geen commentaar was op de Eerste Wereldoorlog, maar uit zijn brieven in die periode blijkt dat de vreselijke gebeurtenissen zijn werk meer beïnvloedden dan hij wilde toegeven. In het tweede deel – opgedragen aan zijn vriend Jacques Charlot die sneuvelde tijdens WOI – zijn het militaire gedrum en trompetgeschal niet veraf. Ook La Valse van Maurice Ravel (1875-1937) toont sporen van de trauma’s en het geweld uit die oorlogsjaren. Hij omschreef zijn compositie als “un tournoiement fantastique et fatal” en ontwierp het als een choreografisch gedicht, “als een soort apotheose van de Weense wals, in mijn geest vermengd met een grillige en fatale werveling. Ik heb me die wals voorgesteld in het kader van een keizerlijk paleis, omstreeks 1855.” Afsluiten doen we met een hoopvolle boodschap in het koorwerk The Time has Come van de hedendaagse Letse componist Ēriks Ešenvalds (°1977), gebaseerd op de inauguratiespeech van Nelson Mandela uit 1994.
Een actuele herdenking
Het is niet de eerste keer dat Jeroen D’hoe en het Brussels Philharmonic samenwerken. Eerder componeerde hij voor het orkest al het oratorium Wij zijn wij, een Festival Anthem, een Vioolconcerto en zijn Symfonie nr. 1. Ditmaal was het Gilles Ledure, algemeen directeur van Flagey, die orkest en koor samenbracht met de componist. En met schrijver Stefan Hertmans. De aanleiding daarvoor was diens alom geprezen boek Oorlog en Terpentijn uit 2013, waarin Hertmans het leven van zijn grootvader voor, tijdens en na de Eerste Wereldoorlog verhaalt aan de hand van zijn oorlogsmemoires. Het werd het vertrekpunt voor een nieuwe compositie tijdens het laatste herdenkingsjaar van WOI.