Doorheen zijn carrière bleek Georg Friedrich Händel (1685-1759) een fijne neus te hebben voor het leggen van de juiste contacten. Zijn talent bracht hem als jongeman van zijn Duitse geboortestad Halle naar Hamburg, een welvarende en bloeiende stad, waar hij enkele succesvolle opera’s creëerde. Aangespoord door prins Ferdinando de Medici reisde hij niet veel later – vermoedelijk in de zomer van 1706 – naar Italië, de bakermat van de opera. Hij zou er vier jaar verblijven. Begin 1707 kwam hij aan in Rome, waar hij meteen grote indruk maakt met een reeks psalmen voor soli, koor en orkest, waaronder Dixit Dominus en Laudate pueri. Lang werd gedacht dat de cantate Il pianto di Maria ook van zijn hand was, tot uit vrij recent onderzoek bleek dat ze uit de pen van de Italiaanse componist Giovanni Battista Ferrandini (1710-1791) kwam.
Psalmen voor de vesperliturgie
In Rome, een stad met een rijke concerttraditie in zowel de adellijke als geestelijke middens, maakte Händel al bij aankomst in januari 1707 grote indruk. Zo blijkt uit een dagboeknotitie van ene Francesco Valesio: “Er is in de stad een man uit Saksen aangekomen, een uitstekende klavecimbelspeler en componist, die vandaag zijn vaardigheid demonstreerde op het orgel van de kerk van San Giovanni, tot verbazing van alle aanwezigen.” Händel werkte zich snel op in de hogere kringen van zowel de adel als de kerk, en reeg zo de ene opdracht aan de andere.
Later dat jaar verzocht kardinaal Carlo Colonna hem een reeks werken op Latijnse teksten te schrijven voor de Karmelietvespers ter ere van het feest van de heilige Madonna del Carmin, patrones van de Karmelieten in de beroemde Santa Maria di Monte Santo-kerk. Zo zagen onder meer de psalmen Dixit Dominus HWV 232, Laudate pueri HWV 237 (waarvan hij in Hamburg al een eerste versie schreef) en Nisi Dominus HWV 238 het licht. Met het meesterwerk Dixit Dominus toonde Händel aan dat hij de Italiaanse stijl en de techniek van het contrapunt perfect onder de knie had. De protestante componist voorzag de katholieke Latijnse tekst van melodieën die het triomfantelijke karakter ervan benadrukken: de schitterende klankkleur, de vocale virtuositeit, de uitgestrekte structuur, de voorstuwende energie; Händel kon zo de concurrentie met Vivaldi aan. De lyrische aria's, de dramatische refreinen, de contrapuntische inventiviteit en de indrukwekkende effecten evenaren de stijl die Händels werk tientallen jaren later zou typeren.
De psalm Dixit Dominus is geschreven voor solisten, vijfdelig koor, strijkorkest en basso continuo. Het is een bijzonder virtuoos werk, met hoge eisen voor zowel de musici als de zangers. Händel vatte het werk op als een religieuze cantate in acht bewegingen met toevoeging van een kleine doxologie. Zowel in de openingsbeweging als in het slotdeel, en heel toepasselijk op de woorden “as it was in the beginning”, klinkt een aangehouden cantus firmus. Daartussen maakt Händel afwisselend gebruik van het koor en de solisten, die emotioneel geladen passages uit de Vulgaatpsalm 109 zingen. De tekst, die overigens erg populair was ten tijde van Händel, beeldt Christus af als een profeet, priester en koning van alle volkeren en naties.
Aan het einde van de achttiende eeuw raakte Dixit Dominus in de vergetelheid, waarschijnlijk omdat Latijns gezongen werken minder populair waren in het Engeland waar Händel vanaf 1710 verbleef. Pas na 1952 zou het werk opnieuw worden uitgevoerd.